KRAKELINGEN en TONNEKENSBRAND
De oudst bewaarde stadsrekening (1393) vermeldt reeds de onkosten voor het vuurfeest Tonnekensbrand, dat toen ook al door het stadsbestuur georganiseerd werd en toen reeds een oud gebruik genoemd werd. Sindsdien vinden we de bewijzen van zowel Krakelingen als Tonnekensbrand ononderbroken terug in de stadsrekeningen, met uitzondering van de godsdienstoorlogen in de 16e eeuw en de Eerste en Tweede Wereldoorlog.
Historische stoet
Om 15 u start aan de romaanse kerk van Hunnegem een historische stoet, die een kleurrijk beeld geeft van zowat 25 eeuwen geschiedenis van Geraardsbergen. Voorop lopen de deken en het stadsbestuur in historische kledij. De circa 1000 figuranten zijn grotendeels lokale vrijwilligers die, al dan niet in school- of verenigingsverband, zich jaarlijks inzetten voor de uitbeelding van de historische stoet. Hierin treden historische feiten in dialoog met de sagevorming rond de oorsprong van de feesten. Elk jaar krijgt de stoet een nieuw thema met nieuwe elementen.
Krakelingenworp (in de volksmond “Mastellenworp”)
Aan het einde van de stoet trekken de druïden, de deken, het stadsbestuur, de broodmandendragers en duizenden toeschouwers naar de top van de Oudenberg (110 m).
De deken bidt samen met het stadsbestuur tot Onze-Lieve-Vrouw in de Oudenbergkapel terwijl de menigte rond het podium plaats neemt om zoveel mogelijk krakelingen te vangen. Vooraleer ze de ca 5000 krakelingen (“mastellen” in de volksmond) mogen gooien, moeten de deken, de burgemeester, de schepenen en de gemeenteraadsleden uit een 400 jaar oude zilveren kelk een slok wijn met een levend visje opdrinken. Daarna gaat de eigenlijke krakelingenworp van start. Eén broodje bevat een briefje dat recht geeft op de gouden krakeling : een uniek juweel in de vorm van het beroemde broodje, telkens ontworpen door een andere lokale juwelier. Na de worp kan iedereen een paar uurtjes uitblazen op de foor in het stadscentrum.
Tonnekensbrand, een vuurfeest
Om 20 u wordt op de top van de Oudenberg een stropop aangestoken om de winter te verjagen en de nieuwe lente te verwelkomen terwijl volksdansers voor de sfeer zorgen. In enkele omliggende gemeenten wordt de Tonnekensbrand met een kleiner vuur ‘beantwoord’, Walmkensbrand genaamd. Op de Oudenberg worden brandende fakkels aan de omstaanders uitgedeeld en die brengen het vuur naar de Markt, waar de kermismolens op volle toeren draaien.
Symboliek
Het dubbelfeest bevat zowel christelijke (b.v. de rol van de deken) als voorchristelijke elementen (vuur, levende vis, brood, tijdstip). De voorchristelijke elementen dateren vermoedelijk uit de Keltische periode. De krakeling is een ringvormig broodje van 10 cm diameter. Deze vorm verwijst naar een cultusbrood, dat de cyclus van de seizoenen of van het leven symboliseert. Het feest wordt trouwens op het einde van de winter gevierd : tot 1960 de eerste zondag van de vasten, nu de op één na laatste zondag vóór de eerste maandag van maart. De Tonnekensbrand hoort thuis in een bredere traditie van voorchristelijke vuurfeesten en symboliseert het einde van de winter, de terugkeer van het licht en het leven.
De deken, de burgemeester, de schepenen en de gemeenteraadsleden drinken elk een klein levend visje, eveneens symbool van het nieuwe leven, in een schaal met wijn, teken van feestvreugde en verbroedering. Dit laatste gebruik, al in 1599 door de humanist Joos Schollaert in detail beschreven, werd in 1997 door de dierenrechtenorganisatie Gaia aangeklaagd maar het stadsbestuur werd door de diverse gerechtelijke instanties in het gelijk gesteld.
Sage
Sedert het begin van de 19e eeuw wordt gewag gemaakt van een historische sage rond de oorsprong van het Krakelingenfeest. Toen Geraardsbergen in 1381 door de troepen van Walter van Edingen omsingeld werd en met uithongering bedreigd, zou het stadsbestuur een list bedacht hebben om aan de bezetting te ontkomen: de laatste resten brood en haring werden als “teken” van overvloed over de stadsmuur gegooid en de belegeraars dropen ontmoedigd af… In de historische stoet wordt deze sage getoetst aan de historische realiteit, die voor Geraardsbergen veel minder fraai was: de stad werd in een mum van tijd ingenomen en verwoest. De sage blijft evenwel hardnekkig verder leven.